Orgel

Het orgel van de Open Hof Kerk is naar alle waarschijnlijkheid van Duitse oorsprong. Echter, wie de bouwer ervan is, is niet meer te achterhalen. In 1906 werd het instrument aangekocht door de gereformeerde Westerkerk te Groningen en vanuit Duitsland overgeplaatst.

Er zijn zowel in Duitsland als in Groningen nogal wat wijzigingen aan intonatie en dispositie aangebracht, zodat moeilijk is aan te geven hoe de oorpsronkelijke dispositie was.

Zoals het thans in Aalsmeer is opgesteld hebben we te maken met een “rein” mechanisch orgel, bestaande uit een “hoofdwerk”, (onderklavier), een “nevenwerk”, (bovenklavier) en een vrij pedaal.
De pijpen van het pedaal (voetklavier), staan achter het orgel. Die van het “nevenwerk” staan in de onderkas. En de pijpen van het “hoofdwerk” staan opgesteld achter de frontpijpen. Dus op gelijke hoogte daarvan.

Scroll helemaal naar beneden om enkele video’s te zien van het orgel.

 

Hieronder laten we de dispositie volgen.

HOOFDWERK NEVENWERK PEDAAL
Prestant 8 Holpijp 8 Subbas 16
Bourdon 16 Quintadeen 8 Violon 16
Portunaal 8 Prestant 4 Octaaf 8
Gamba 8 Roerfluit 4 Gedekt 8
Octaal 4 Quintfluit 3 Octaaf 4
Speelfluit 4 Octaaf 2 Octaaf 2
Quint 3 Gemshoorn 2 Mixtuur 4 st
Octaaf 2 Sesquialter 2 st Bazuin 16
Cornet 3 st Scherp 4 st Cornet 4
Mixtuur 4 st Dulciaan 8 Ped. -1
Cymbel 3 st Clarinet 8
Trompet 8 Tremulant

 

Detailinformatie

8 december 1990 – Ingebruikneming van een ander orgel in de Gereformeerde Kerk Aalsmeer (de huidige Open Hof Kerk Aalsmeer). In onze kerk stond een elektro-pneumatisch werk van de firma C. Verweijs uit Amsterdam, gebouwd onder toezicht van de Orgel bouwadviescommissie der Geref. Organisten Vereniging en (mede op aanwijzingen van Mr. A. Bouman) geïntoneerd door dhr. Will Boegem uit Amstelveen. De ingebruikneming had plaats op 15 februari 1956. In later tijd was het met 10 stemmen uitgebreid door L. J. Kramer uit Boskoop, die hiervoor pijpwerk gebruikte van het afgedankte orgel uit de Geref. kerk te Boskoop.

Het huidige orgel werd voor ƒ 25.000,- aangekocht van de overtollig geworden (en inmiddels gesloopte) Geref. Westerkerk te Groningen, die dateerde van 1906. Een klein archief onderzoek door dhr. E. R. Helder heeft nog enige aanvulling geleverd op de schaarse gegevens die er over de geschiedenis van dit orgel bestaan. In 1906 werd een orgelfonds ingesteld en reeds op 14 september 1907 kon worden bericht, dat een orgel uit een Duitse kerk was aangekocht. Het werd geplaatst door de firma Koch, die toen te Barmen was gevestigd. Herkomst noch bouwer van het instrument worden in de stukken genoemd. Toch valt aan te nemen dat het moet stammen uit de regio in of rond het Wuppertal, maar het is twijfelachtig of de firma Ibach als de mogelijke bouwer kan worden aangemerkt. De ingebruikneming te Groningen volgde op woensdag 18 december 1907. Op 23 april 1908 besloot de Commissie van Beheer het onderhoud na afloop van het contract met de leverancier op te dragen aan M. Eert man, die ook de orgels van de Ebbingekerk, de Parklaankerk en de Zuider-kerk onderhield. In 1932 blijkt het orgel te worden gestemd door fa. Holtman & Leemhuis te Zuidbroek (die een agentschap had van Orgel-fabriek Gebr. Rohlfing te Osnabrück en zich in zijn briefhoofd ook presenteerde onder de naam ‘Chemische Fabriek De Lucifer’). Deze firma was ook al betrokken geweest bij de bouw van het Rohlfïng-orgel in de Noorderkerk te Groningen in 1923.

Bij de plaatsing te Groningen (of in de periode tussen 1907 en 1952) moeten er enkele kleine wijzigingen aan de dispositie van het positief hebben plaatsgehad. In een rapport door de organisten Joh. M. Vetter en L. Huizinga uit 1952 werden er namelijk op de plaats van een tongwerk op het tweede klavier (vermoedelijk een Fagot-Hobo) de strijkers Salicionaal 8′ en Voix céleste 8′ aangetroffen. Ook schijnt toen de Trompet 8′ van het pedaal verdwenen te zijn geweest. Alle drie werken waren geplaatst op afzonderlijke c- en cis-laden; de tractuur was mechanisch, de manualen hadden normale sleepladen, het pedaal echter een register-cancellade (‘Hahneniade’). De klaviatuur bevond zich aan één van de zijkanten. Als dispositie noteerde men op dat moment:

Hoofdwerk (man. U), C-f”: Prestant 8′, Bour­don 16′, Gedekt 8′, Portunaalfluit 8′, Gamba 8′, Octaaf 4′, Spitsfluit 4′, Quint 3′, Octaaf 2′, Mixtuur 4 sterk (uit l 1/3′), Cornet 3 sterk (uit l 1/3′), Trompet 81 bas/discant.

Borstwerk [sic] (man. I), C-f”: Vioolprestant 8′, Lieflijk Gedekt 8′, Octaaf 4′, Fluit dolce 4′, Nachthoom 4′, Octaaf 2′, Salicionaal 8′, Voix céleste 8′ bas/discant [!]•

Pedaal, C-c’: Violon 16′, Subbas 16′, Prestant 8′, Octaaf 4′, Bazuin 16′, Trompet 8′.

Manuaalkoppel. Pedaalkoppel. Tremulant.

Tot 1 oktober 1954 was de Westerkerk gemeenschappelijk bezit van de Geref. Kerk en de Vrijg. Geref. Kerk; op genoemde datum echter werd het gebouw eigendom van eerstgenoemde kerkgemeenschap alleen. Meteen daarna kwam Mense Ruiter met een plan tot verbetering van het orgel, kosten ƒ 31.000,-. Veertien registers zouden ongewijzigd worden overgenomen, zes registers moesten worden omgewerkt en negen nieuwe worden toegevoegd. De zinken Violon zou, bestreken met aluminiumverf, in het front van pedaaltorens komen te staan, terwijl er ook een rugpositief zou worden aangebracht in plaats van het bestaande onderpositief. De klaviatuur zou naar de voorkant verhuizen.

Het plan werd in gewijzigde vorm uitgevoerd. Op het hoofdwerk kwam de Gedackt te vervallen, terwijl een 3 sterke Cimbel en een Trompet 8′ werden toegevoegd. Het positief werd omgevormd tot een rugwerk met een secundair plenum, waarin nog slechts drie stemmen uit de oorspronkelijke dispositie waren opgenomen (één daarvan moet de oude Gedackt van het hoofdwerk geweest zijn, die op de plaats van de oorspronkelijke Holpijp kwam te staan). De pedaal-Subbas werd op een elektrische unit-lade gezet en met 17 tonen aangevuld om er ook een Gedekt 8′ aan te kunnen ontlenen; tegelijk werd daarmee ruimte gevonden voor een nieuwe Octaaf 2′ en een 4 sterke Mixtuur. De Bazuin 16′ werd vernieuwd, op de plaats van de verdwenen Trompet 8′ kwam een Cornet 4′. Zeer ingrijpend was de wijziging in de aanleg van de klavieren, die van de linkerzijkant naar de voorkant werden ver­plaatst, waarbij tevens het pedaal met vijf tonen werd uitgebreid tot f’.

Te Aalsmeer werd het orgel nu herplaatst door de firma Hendriksen & Reitsma te Nunspeet, waarbij slechts werd gestreefd naar vervanging van het inferieure van het inferieure Verweijs-orgel door een degelijk en goed bruikbaar nieuw instrument. De in de kerk bestaande nis was juist hoog genoeg voor de hoofdkas van het Groningse orgel. Het rugwerk werd nu als onderpositief in de onderbouw ondergebracht, het pedaal kreeg een plaats achter de kas. De zijwanden van de pedaaltorens konden worden gebruikt bij de vervaardiging van een achterwand. De wind-laden en toetsmechanieken werden waar nodig hersteld, de registerknoppen en -mechanieken moesten echter geheel worden vernieuwd. In de dispositie werden vijf registers uit het Verweijs-orgel opgenomen. Daarmee ontstond de volgende registerbezetting (in lade­volgorde):

Hoofdwerk (man. 1), C-f”: Prestant 8′ (grootste in het front, vanaf dis’ op de lade), Bourdon 16′ (C-b grenen, rest metaal), Portuneal [sic] 8′ (C-B grenen, open; vanaf klein c metaal, open; smal gelabiëerd, afwijkend 20e-eeuws mate­riaal), Viola di Gamba 8′ (geheel metaal; C-b met originele kastbaarden), Cornet 111 (discant; divers 20e-eeuws pijpwerk), Octaaf 4′, Quint 3′, Speelfluit 4′ (geheel conisch; inscriptie op C: Spitzflöte 4F), Octaaf 2′ (inscriptie op C: SuperOctav 2F), Cymbel 3 sterk (1959), Mixtuur 4 sterk (inscriptie op C l 1/3′: Mixtur 4 fach l 1/3), Trompet 8′ (1959; metalen kop­pen en bekers, in eiken/grenen stevelblok).

Onderpositief (man. H), C-f”: Prestant 4′ (1955, uit het vorige orgel; geheel op de lade), Holpijp 8′ (C-B grenen, vanaf c metaal; inscriptie op klein c: Gedackt 8F Manual), Octaaf 2′ (inscriptie op C: Superoctav Manual), Roerfluit 4′ (1959; metaal, enge mensuur, steeds korter wordende roeren; fis”-f”‘ conisch open), Quintadena 8′ (C-B in Holpijp; inscriptie op klein c: Nachthorn 2F), Quintfluit 2 2/3′ (in plaats van Quint l 1/3’; C-Gis met roeren Ivoorheen Roerfluit 4’|, A-f”‘ conisch open; door H&R uit pijpwerk van 1955 samen­gesteld), Gemshoorn 2′ (1959, conisch), Sesquialter 2 sterk (1959), Scherp 4 sterk (1959), Clarinet 8′ (uit Geref. kerk Boskoop; zinken stevels, koppen en bekers), Dulciaan 8′ (1959; bekers van spotted metal, metalen koppen in eiken/grenen stevelblok).

Pedaal, C-f: Subbas 16′ (1955; mahonie), Gedekt 8′ (1955; C-B mahonie, c-f metaal), Violon 16′ (C-f elektrolytisch zink met tinnen labia [voorheen in het front], 1959; fis-c’ grenen, cis’-f’ metaal; inscriptie op cis’: Salicional 8F c’), Octaaf 8′ (C-c’ grenen; cis’-f metaal; 1959), Octaaf 4′ (vanaf c’ 1959; inscriptie op C: Octav 4F C Pedal), Octaaf 2′ (1959), Mixtuur 4 sterk (1959), Bazuin 16′ (uit Geref. kerk Boskoop; C-dis’ met grenen stevels en bekers op volle lengte; metalen koppen; e’ en f met metalen koppen en bekers), Cornet 4′ (1959; grenen stevels en koppen; metalen bekers en koperen schoenen t.m. f).

Manuaalkoppel. Koppel hoofdwerk-pedaal.

Samenstelling vulstemmen:
Mixtuur hoofdwerk (originele samenstelling): C 1 1/3 1 2/3 1/2′, c 2 1 1/3 1 2/3′, c’ 22/3 2 1 1/3 1′, c” 4 22/3 2 1 1/3′.
Mixtuur pedaal: C 1 1/3 1 2/3 1/2′.
Scherp: C 1 2/3 1/2 1/3′, gis 1 1/3 1 2/3 1/2′,
fis’ 2 1 1/3 1 2/3′, e” 2 2/3 2 1 1/3 l’,
d'” 4 2 2/3 2 1 1/3′.
Cymbel: C 1/2 1/3 1/4′, gis 2/3 1/2 1/3′,
fis’ 1 2/3 1/2′, e” 1 1/3 1 2/3′, ais” 2 1 1/3 1′,
d'” 2 1 1/3′.
Cornet: c’ 2 2/3 2 1 3/5′.
Sexquialter: C 1 1/3 4/5′, ais 2 2/3 1 3/5′.

 

Video van het orgel en piano concert: Lente in de Open Hof Kerk 20 april 2012

 

 

 

Theo Griekspoor speelt op het orgel van de Open Hof Kerk:

 

 

 

Theo speelt op de vleugel van de Open Hof Kerk: